zaterdag 7 augustus 2010

Terug naar het Uddelermeer (5)

Om het met de woorden van Geert Mak te zeggen: Waar waren we gebleven?
Pinksteren 1979. Vriend Simon vertrekt zonder haar mee te vragen, voor een vakantie naar Frankrijk. Jana besluit om alleen te gaan kamperen op de Veluwe. Op de heen weg neemt ze Misja de zevenjarige zoon van haar vriendin Hanneke mee op een fietstocht van Utrecht naar Harderwijk.

Zaterdag 2 juni 1979 (vervolg)

We liggen gebroederlijk, op onze rug, naast elkaar onder in de berm en zoeken figuren in de opstijgende wolken. Misja ziet een hond en: 'kijk een boot!' Ik wijs naar een olifant, een tafel. Een zwaan drijft met bolle vleugels langzaam weg, lost op in een waaier van windveren.
De fietsen hebben we boven aan de weg achtergelaten. Een paar kilometer verderop ligt Ermelo. Het zal vermoeidheid geweest zijn. Even lette hij niet op. Verminderde zijn aandacht om het stuur in rechte baan te houden en oeps: het kleine voorwiel van zijn fiets stond dwars op het rijwielpad. Gelukkig, hij heeft zich niet bezeerd! Was alleen verbaasd over de snelle lancering en de zachte landing in de berm. Ik heb hem opgefrist met een nat gemaakte zakdoek en wat appelsap laten drinken.

Hij vraagt: 'Is mama al op de Camping?'
'Vast wel,' antwoord ik en geef hem een boterham. 'Is pindakaas goed?
'Ja, lekker! Is het nog ver?'
'Ik schat nog een uurtje fietsen.'
Hij zucht diep.
'Het valt echt mee hoor! Even door Ermelo heen en dan krijg je al het Leuvenumse bos. We hoeven niet helemaal naar Harderwijk.' Ik woel met mijn vingers door zijn haar: 'Ik vind je echt een kanjer en weet zeker dat papa en mama ook heel trots op je zullen zijn. Op één dag fietsen van Utrecht naar Harderwijk! Dat is heel erg knap hoor als je nog maar zeven jaar bent!'

Zijn engelengezicht, rechtstreeks ontstolen van een schilderij van Rubens, licht op. Heel even, dan keert de frons boven zijn neus terug: ' Maar weet je Jana, papa wil dat ik bij hem kom wonen en mama zegt dat ik gewoon bij haar blijf!'
Ik vloek binnensmonds: Besef dat Misja al worstelt met de oneerlijke waarheid, dat wat hij ook doet, welke keuzes hij in de toekomst zal maken, hij nooit zijn beide ouders tevreden kan stellen. De oorlog tussen Wim en Hanneke woedt in hem voort en zal hem zonder de wijsheid van Koning Salomo op den duur splijten.

Ik wijs hem op een groep aandrijvende stapelwolken. 'Goed kijken Misja! Daar ligt een heel groot kasteel. Binnen de muren draven paarden met wapperende manen. En zie je in het midden die Donjon? Daar gaan wij samen wonen en papa en mama krijgen allebei een eigen vleugel ver van elkaar. Kom!'

Ik draai me naar hem toe, trek hem overeind aan een arm: 'Opschieten Heer Misja. Straks komen de roofridders en pikken ze het in. Het is ons kasteel. Wij hebben het als eerste gezien!'

Gelukkig hij lacht weer!
Samen klauteren we uit de berm omhoog en bestijgen ons ijzeren ros.