vrijdag 31 december 2010

De tijd vliedt!



2010 was me 't jaartje wel!
Een wandelvakantie in Polen.
Mijn oudste zoon gepromoveerd,
getrouwd en voor twee jaar
naar Boston in de States.
Waar ik hem samen met
mijn jongste zoon bezocht
en ook een bezoek aan
New York bracht!

zondag 19 december 2010

woensdag 3 november 2010

Klein Polen

Druk met de voorbereiding van
een nieuwe reis naar Amerika,
zwaai ik jullie uit met
een filmpje over mijn vertrek
naar en aankomst in Krynica,
Polen voorjaar 2010.

Dzien dobry!


maandag 18 oktober 2010

Tuinhuisperikelen



Iedere keer als ik naar mijn tuinhuis loop, hoop ik eindelijk aan de opbouw te beginnen. Zo ook vandaag, maar eenmaal binnen zag ik toch nog een paar planken waarvan ik dacht: zou je die nog niet even weghalen? Even kijken hoe het er achter uitziet!

Maar laat ik eerst uitleggen hoe het met mijn tuinhuis zit. Ooit stond er op de tuin die nu van mij is een houten tuinhuis: een vloertje van natuursteen en de wanden een enkele laag houten planken. Het Tuinenpark 'Ons Buiten' , waartoe de tuin behoort, vierde vorig jaar zijn tachtigjarige bestaan. Zo oud zal het huisje niet geweest zijn, maar het was zeker een oud huisje toen ergens eind vorige eeuw het in handen kwam van een musicus. Harry verbleef veel in zijn huisje. Componeerde daar muziek en sliep er met vriendinnen. Twee goede redenen om het huisje wat behaaglijker maken. Harry bekleedde het oorspronkelijke huis aan de buiten- en aan de binnenkant met houten vloerdelen. De ruimtes ertussen vulde hij op met platen piepschuim. Op de vloer ook allemaal piepschuim. Wat balkjes ertussen. Een vloertje van weer vurenhouten plankjes erover. Verfje erover en hopla klaar was Harry.
Tijdens het maken van zijn huis kreeg Harry flink wat inspiratie, getuige de muzieknoten en de naam 'Chopin',die ik in viltstift op de platen piepschuim vond. Helaas liet Harry na, om het hout te beschermen tegen vocht, schimmel en alles wat de neiging heeft om hout aan zijn eindje te helpen.

Het huisje met de tuin is nu zes jaar in mijn bezit. En eerlijk is eerlijk het is een rot huis. Maar ik ben verliefd op dat gekke houten huisje en wel zo erg dat ik dacht: een paar vloerdelen verwisselen kan ik ook wel hoor. Gewoon een kwestie van meten, zagen en in elkaar schuiven. Verfje erover en klaar is Sagita. Maar toen ik de eerste plank weghaalde zag ik pas wat er achter zat. Tja dat kon ik natuurlijk niet laten zitten. Een rotte plank achter een nieuwe – ook al is die dan behandeld met bruinoleum – is toch zo iets als water naar de zee brengen.

Vandaag dus van een zijwand binnen twee planken van zo'n vier meter lang verwijderd. De meeste schroeven vliegen eruit, met mijn accuboor- schroefmachine. Maar in iedere plank is er steeds één schroef die dwars ligt. Die zich door niets (pompschroevendraaier of gewoon een kruiskop) laat verwijderen. En daar gaat mijn kostbare tijd. Gaatje boren. Voorzichtig, want die plank is goed en op mijn fiets naar de Gamma om vloerdelen van vier meter lang te halen is ook geen optie. Een platte schroevendraaier er scheef in en tikjes geven met de hamer. Hopen dat hij los komt. Geen beweging in te krijgen. Uiteindelijk rest me niets dan hem eruit te steken. Het gat moet later maar weer gevuld worden. Al met al kostte het mij een uur per plank.

Na het verwijderen van het piepschuim en bij het binnenste van mijn heiligdom aangekomen zag ik waar die mieren de afgelopen zomer zo druk mee bezig waren: mijn halve tuin zat op die planken! Er ontbrak nog net een bloemenbed.

Wat goed was van deze dag is dat ik de losse boekenplank met tuin- en leesboeken elders heb ondergebracht. Even met een beiteltje en hamer wat rotte houtstukken van de bevestigingsbalken weghakken maakte afgelopen donderdag meer los dan me lief was. Gelukkig kreeg ik niet de hele hut over me heen.

Je bent nooit te oud om te leren hebben ze mij als kind verteld, maar wat ik niet goed begrijp is dat mijn ouders, die echt arm waren zich in de jaren vijftig - bepaald geen hoog conjuntuur - een schilder kon veroorloven. Sjaak Disseldorp kwam ieder voorjaar in zijn witte overal bij ons thuis de keuken in de kleuren geel en groen sausen en moest er een kamer van nieuw behang voorzien: Sjaak was van de partij.
Het is niet omdat ik te beroerd ben om te werken, maar waarom moeten we tegenwoordig alles zelf doen? Waarom kunnen wij ons in deze tijd van welvaart - ja die geëngageerde crisis tel ik niet mee - geen timmerman, schilder, metselaar etc. betalen? Kruip ik, bijna zeventig jaar oud, rond op de grond van mijn hut met hamer, beitel, zaag, boormachine en met schroeven in mijn mond. Daar komen toch ongelukken van! Je kan het zien iedere avond om half acht op Nederland 1. Heel veel zelfdoeners die zich op een ziekenhuis poli moeten laten behandelen. Alsof dat niks kost!

Maar goed het is waar: te oud om te leren ben ik niet en ik vind het veel leuker werk dan afwassen of stofzuigen. En straks als mijn tuinhuis er weer fris en fruitig bij staat zal ik trots naar mezelf wijzen: zelf gedaan!





Lees verder op : Tuinhuisperikelen-2

zaterdag 7 augustus 2010

Terug naar het Uddelermeer (5)

Om het met de woorden van Geert Mak te zeggen: Waar waren we gebleven?
Pinksteren 1979. Vriend Simon vertrekt zonder haar mee te vragen, voor een vakantie naar Frankrijk. Jana besluit om alleen te gaan kamperen op de Veluwe. Op de heen weg neemt ze Misja de zevenjarige zoon van haar vriendin Hanneke mee op een fietstocht van Utrecht naar Harderwijk.

Zaterdag 2 juni 1979 (vervolg)

We liggen gebroederlijk, op onze rug, naast elkaar onder in de berm en zoeken figuren in de opstijgende wolken. Misja ziet een hond en: 'kijk een boot!' Ik wijs naar een olifant, een tafel. Een zwaan drijft met bolle vleugels langzaam weg, lost op in een waaier van windveren.
De fietsen hebben we boven aan de weg achtergelaten. Een paar kilometer verderop ligt Ermelo. Het zal vermoeidheid geweest zijn. Even lette hij niet op. Verminderde zijn aandacht om het stuur in rechte baan te houden en oeps: het kleine voorwiel van zijn fiets stond dwars op het rijwielpad. Gelukkig, hij heeft zich niet bezeerd! Was alleen verbaasd over de snelle lancering en de zachte landing in de berm. Ik heb hem opgefrist met een nat gemaakte zakdoek en wat appelsap laten drinken.

Hij vraagt: 'Is mama al op de Camping?'
'Vast wel,' antwoord ik en geef hem een boterham. 'Is pindakaas goed?
'Ja, lekker! Is het nog ver?'
'Ik schat nog een uurtje fietsen.'
Hij zucht diep.
'Het valt echt mee hoor! Even door Ermelo heen en dan krijg je al het Leuvenumse bos. We hoeven niet helemaal naar Harderwijk.' Ik woel met mijn vingers door zijn haar: 'Ik vind je echt een kanjer en weet zeker dat papa en mama ook heel trots op je zullen zijn. Op één dag fietsen van Utrecht naar Harderwijk! Dat is heel erg knap hoor als je nog maar zeven jaar bent!'

Zijn engelengezicht, rechtstreeks ontstolen van een schilderij van Rubens, licht op. Heel even, dan keert de frons boven zijn neus terug: ' Maar weet je Jana, papa wil dat ik bij hem kom wonen en mama zegt dat ik gewoon bij haar blijf!'
Ik vloek binnensmonds: Besef dat Misja al worstelt met de oneerlijke waarheid, dat wat hij ook doet, welke keuzes hij in de toekomst zal maken, hij nooit zijn beide ouders tevreden kan stellen. De oorlog tussen Wim en Hanneke woedt in hem voort en zal hem zonder de wijsheid van Koning Salomo op den duur splijten.

Ik wijs hem op een groep aandrijvende stapelwolken. 'Goed kijken Misja! Daar ligt een heel groot kasteel. Binnen de muren draven paarden met wapperende manen. En zie je in het midden die Donjon? Daar gaan wij samen wonen en papa en mama krijgen allebei een eigen vleugel ver van elkaar. Kom!'

Ik draai me naar hem toe, trek hem overeind aan een arm: 'Opschieten Heer Misja. Straks komen de roofridders en pikken ze het in. Het is ons kasteel. Wij hebben het als eerste gezien!'

Gelukkig hij lacht weer!
Samen klauteren we uit de berm omhoog en bestijgen ons ijzeren ros.

vrijdag 9 juli 2010

De twijfelaar



Kijk rustig -




terwijl ik nadenk





over of ik eerst iets moet vertellen over mijn wandelvakantie in Polen,






of toch het huwelijk van mijn oudste kind en zijn vertrek naar Amerika




of dat het beter is om gewoon door te gaan met mijn terugkeer naar het Uddelermeer






- wat rond in mijn tuin.






donderdag 13 mei 2010

Terug naar het Uddelermeer (4)



Zaterdag 2 juni 1979 (vervolg)


Het landschap om ons heen, wisselt af in groene kleuren. Velden met de nog jonge aanplant van mais. Stukken grasland omheind door struiken. Resten oud bos. Het wit en rood van een groep huizen of veehouderij zorgen voor de finishing touch. Mijn mond wijd open, geeuw ik ongegeneerd. De spanning in mijn nek en schouders trekt weg. Zakt langs mijn rug naar beneden, verdwijnt via de trappers van mijn fiets in het warme wegdek van de provinciale weg. Onopvallend gaat de Nijkerkerstraat over in de Amerfoortseweg. Aan beide zijden ligt een fietspad. Gelukkig geen tegenliggers en Misja heeft alle ruimte om af en toe een slinger met zijn fiets te maken.
'Mijn benen zijn wel een beetje moe, hoor!' zegt hij.
'Kijk daar ligt Nijkerk. Je kunt de toren van de Grote Kerk al zien,' wijs ik naar de horizon. 'Daar gaan we weer uitrusten en iets lekkers eten.'

Hij fiets gewoon door. Stelt de vraag zonder op of om te kijken:
'Jana bestaat God?'
Ik denk na, heb tijd nodig. Had misschien niet over een kerk moeten beginnen. Vervloek de keuze van Hanneke. What the hell heeft haar bewogen om Misja, de zoon van een doorgewinterde atheïst, een man die actief lid van de communistische partij is en die de pest heeft aan alles wat naar religie riekt, na de scheiding op een fijn Christelijke school te doen? Het kind komt iedere dag thuis met een of ander verhaal uit de bijbel en zingt gelovige liedjes. Hanneke zelf lacht erom: 'zo schattig,' zegt ze.
Zelf opgevoed in een groot protestants gezin, ontvluchtte ze op jonge leeftijd dit milieu. Vertrok van het Groningse platteland naar Amsterdam. Leerde daar 'het echte leven kennen' zoals ze het noemt. Iedere avond stappen met als hoogtepunt Café Reijnders op het Leidseplein. Daar ontmoette ze allemaal interessante mensen: bekende schrijvers, kunstenaars en ook Wim, de vader van Misja. Een autodidact, een Amsterdamse jongen afkomstig uit De Pijp.

'Papa zegt dat God niet bestaat. Papa zegt: want je kan hem toch niet zien?'
Het kost me geen moeite om het tafereel voor de geest te halen. De alwetende man met kale schedel, grijze lange haren in zijn nek, een volle grijze baard tot op de borst, die met priemende ogen en stemverheffing zijn jonge zoon beleert.
'Wie is hier de baas!' Schreeuwde hij in mijn bijzijn tegen de toen driejarige Misja. Hij trok het kind aan een arm naar zich toe. Dwong het om hem in de ogen te kijken.
'Jana,'antwoordde Misja, 'Jana is de baas.'
Hanneke schoot hardop in de lach. In de ogen van Wim meende ik even een glimp van onzekerheid te zien. Misja sloot ik voor altijd in mijn hart.

De idee van God als een oude man met grijze baard - iemand die op Wim lijkt - en hoog op een wolk naar mijn doen en laten zit te kijken, heb ik al lang verlaten.

'Kan jij denken? Zijn er gedachten in jouw hoofd? ' Stel ik Misja een wedervraag.
'Ja! Ik kan denken.'
'Dus gedachten bestaan?'
'Ja. Gedachten bestaan.'
'Kan je gedachten zien?
'Nee!'
'Dus, er kan iets bestaan zonder dat je het kan zien?'
'Ja!'
'Je kan toch lezen? Wat krijg je als je Goed zonder de letter e schrijft?'
'G... o... d.., God!'
'God is een gedachte van mensen dat Goed bestaat.'
De zorgelijke rimpel verdwijnt boven zijn neus. Opgelucht draait hij zijn hoofd naar me toe. Een brede grijns trekt over zijn gezicht.

dinsdag 11 mei 2010

Stilleven

Voorjaar 2006                                                                              aquarel

Om even stil naar te kijken

zondag 9 mei 2010

Terug naar het Uddelermeer (3)

Het niet te vermijden web                      kleurenviltstift op papier 50x60 cm

Zaterdag 2 juni 1979 (vervolg)

Een week geleden heb ik het besluit genomen. Ik wil weg. De stad uit. Weg uit de hoogbouwwijk waar ik woon. Ver weg van de herrie die jonge jongens op scooters iedere avond tussen het beton van de flats rond strooien. Waarmee ze elkaar uitdagen als ridders op een toernooi. Burglen als bronstige herten. De stilte verstoren tot op vijfhoog waar ik leef als een rups in een cocon.

Ik moet me bevrijden uit het web van leugens en intriges waarin ik verstrikt ben geraakt. Me los maken van Simon. Weg van zijn woorden die rondzingen in mijn flat. Hij bracht zijn wekelijkse bezoek. Flesje wijn. Glimlach. Vrijen is er al lang niet meer bij. Alleen een gesprek met het steeds terugkerende onderwerp over dat ik moet nadenken. Me moet richten op dat wat het allerbelangrijkste is in het leven. Als ik dat doe, komt alles vanzelf goed.

Ik heb vast, net als Alice in Wonderland, van een verkeerd koekje gegeten, want ik krimp ineen.
'Waartoe zijn wij op aarde?' Vraagt de man, gekleed in een zwarte lange jurk die tot op zijn schoenen hangt. Met een rits knopen waarvan ik het aantal nog niet kan tellen, staat hij vlak voor mijn neus, in de eerste klas van de lagere school, met een boekje te zwaaien.
Het is De Kathechismus, het leerboek voor kinderen van de katholieke kerk waar, als je niet goed oplette, letterlijk mee om je oren werd geslagen.

Vlak voor zijn vertrek vertelt Simon en passant dat hij een paar weken weg is. Hij heeft een vakantie in Frankrijk geboekt. Net zoals verleden jaar en alle jaren daarvoor vraagt hij niet: 'Jana ga je mee?'
Mijn bloed vlucht weg uit kleine haarvaten. Laten mijn voeten en handen koud achter. Mijn gezicht ijzig wit. Het verzamelt zich in een dik pantser rondom mijn hart. Voorkomt dat het breekt als het besef binnendringt. Een glas wijn verdrijft de droogte uit mijn mond. Maakt mijn lippen weer zacht en soepel. Ik kus hem op de slap hangende huid van zijn gezicht. Wens hem een fijne vakantie toe. De naam 'Marry' spreek ik niet uit.

Ik ben nog nooit alleen op vakantie geweest, laat staan kamperen in mijn eentje. Mijn nieuwe levensmotto: 'ik ben wel bang, maar doe het toch,' spreek ik meerdere malen daags alsof het een medicijn betreft, hardop uit. Op de Veluwe liggen genoeg mooie campings. Hanneke is nadat ze Misja en mij in Utrecht heeft uitgezwaaid, met de trein naar Harderwijk vertrokken.
'Ik maak er met Misja een leuke fietsdag van,' heb ik haar beloofd.

In Bilthoven stoppen we voor een eerste pauze. Nestelen ons op een bank bij een vijver. Misja gooit stukjes van zijn boterham in het water. Een moeder eend met twee kleintjes snateren er op af. Na een kwartier fietsen we weer verder, door de bossen van Den Dolder en langs het NS-spoor naar Soest. Klokslag drie rijden we Amersfoort binnen. In een snackbar in het centrum eten we een patatje. Nemen een ijsje toe. Misja wil een raket. In rood en gele kleuren druipt het snel smeltende waterijs langs het stokje over zijn handen. Bij het fonteintje in de WC fris ik hem wat op. We hebben nog een heel stuk te gaan.

donderdag 6 mei 2010

Terug naar het Uddelermeer (2)


Zaterdag 2 juni 1979

De klanken van het carillon trillen nog na in de lucht als ik de Dom om twaalf uur de rug toekeer en samen met Misja, het zoontje van mijn vriendin Hanneke, de stad uit fietst. Zijn blote bruine benen trappen de pedalen van de kinderfiets razendsnel rond.
In de gang bij hem thuis staat al een groter model, maar dit fietsje kan de komende zomer nog goed dienst doen op de camping in Harderwijk. Alleen hoe vervoer je een kinderfiets over een afstand van ruim 60 km zonder auto?

Trots kijk ik neer op de donkere bos krullen naast mij. Naar het verhitte kindergezicht. Het is warm. Zeker 25 graden. Op zijn neus en bovenlip glinsteren fijne zweetdruppeltjes. Zijn hoofd beweegt driftig heen en weer. Als de korte slinger van een koekoeksklok, volgt het de bewegingen van het kleine voorwiel, dat hij ingespannen sturend met moeite in een rechte baan op de weg houdt.
Ik bedenk, dat ik mezelf wel een specialist mag noemen in het organiseren van fietstochten met kinderen. De vorige zomer, heb ik ruim twee weken met drie tiener meiden een kampeertrektocht door Nederland gemaakt. Ik heb ervaring met fietsen die tegen de grond aan worden gesmeten. Met fietssleuteltjes die rakelings langs mijn hoofd vliegen en met in elkaar gedoken figuurtjes in de berm die gillen:
'Nee, nee, nee, ik doe het niet meer!'
'Bekijk het maar, ik ga niet verder.'
'Gaan jullie nu maar, ik blijf hier liggen!'
Nog een paar jaar eerder, de jongste was tien jaar, maakte ik een dagtocht met ze van bijna 100 km. Op oude tweedehands fietsen vanuit het Westland door de duinen naar Alkmaar. Een avontuur rijker, voldaan en trots op hun prestaties krijg ik ze altijd weer terug in het ouderlijk nest. Alleen Misja is nog geen acht jaar.

donderdag 29 april 2010

Terug naar het Uddelermeer (1)


Oeps! Daar gaat hij! In een boog vliegt de kleine jongen naast me, over het stuur van zijn fiets de berm in. Met een schok staat mijn fiets stil. Heel even maar heb ik tijd om 'hups' uit het zadel met mijn voeten de vaste grond te bereiken. Nergens in de kant langs de Oude Rijksweg bespeur ik een boom of paaltje waartegen ik de zwaar bepakte kolos kan parkeren. Dan maar plat in het gras. Overeind krijgen is van latere zorg. Eerst naar het kind dat onder in de berm verdwaasd om zich heen zit te kijken.

Pinksteren 1979

Ik ben Jana en mijn besluit staat vast. Ik wacht niet langer op een uitnodiging van een vriend of vriendin om samen iets te ondernemen. Ik sta op van de bank tegen de muur in de schemerdonkere zaal, waar de dansleraar me lang geleden heeft neergezet. Waar ik moet wachten, omdat dat zo hoort! Glimlachend. Welwillend. Jongens lopen keurend langs. Maken met hun hand een uitnodigend gebaar. Voeren het meisje van hun keuze naar de dansvloer.
Ik gooi het boek over etiquette van Amy Groskamp-ten Have 'Hoe hoort het eigenlijk' met een grote zwaai bij het oud papier. Ik ben geen koe. Wens niet op een markt verhandeld te worden. Ik heb mijn eenstokstent met andere noodzakelijke kampeerspullen achterop mijn fiets gepakt. Ik vertrek voor een weekend kamperen op de Veluwe. Tussen mijn bagage mijn dagboek en een boek van Dorothee Sölle met de titel: Lijden. Ik wil nadenken. Nooit meer wachten! Ook niet op Simon.

donderdag 22 april 2010

Woensdag 21 april




Woensdag 21 april is de dag dat ik niet wil leuteren over eenzaamheid of bijna doodervaringen. Nee woensdag 21 april is de dag, dat een jongen van 23 jaar de dood echt ontmoette. Niemand heeft hij er ooit over verteld. Zijn ervaringen liggen samen met hem in het graf. Alleen ik - zijn zus - kan er nog wat over na zeuren. Op mijn tuin een foto maken van een wilde appelbloesem en deze hier op de site zetten ter nagedachtenis aan wat nooit tot volle wasdom kwam.

donderdag 11 maart 2010

Winters: nu & toen -slot



 Winter 2010 loopt op zijn einde. De koudste sinds veertien jaar met veel sneeuw. Ik heb er van genoten, maar realiseer me ook dat het, met een koudegetal van bijna 95 niet echt een strenge winter was. Gezien het machine gebreide jack dat ik draag – gekocht voor mijn eerste wintersport vakantie februari 1965 – dateert de foto boven uit de winterse periode in februari/maart 1965. Een winter met een koudegetal van 57.7 maar met een late vorstperiode waar genoten werd van sneeuw en ijs.
Ik dus. Samen met mijn zus (rechts) en twee jongste broers poseren we hier voor... ja voor wie? Vermoedelijk voor een andere broer met in zijn handen de Afga-klak van moeder. We schaatsten op het ijs van de Nieuwe Vaart in mijn geboortedorp; de vaart waar iedereen naar toe komt als het ijs sterk genoeg is, waar de schaatswedstrijden worden georganiseerd en waar ook onze toekomstige Koning Willem Alexander wel eens is gesignaleerd. Mijn zus en ik rijden op kunstschaatsen, dat was heel gewoon in die tijd. Mijn zus was zeer bedreven; draaide, sprong, zwierde er lustig op los. Bij mij ging dat niet vanzelf.

Zeventien jaar oud heb ik eindelijk genoeg geld om zelf kunstschaatsen te kopen. Weg met de ingevette schaatsen verpakt in oude kranten, afdankertjes van de vorige generatie. Trots open ik de vierkante doos, verwijder het vloeipapier en snuif de geur op van verlijmd leer. Daar liggen ze. Hagelwit, bruine hak en zool met de verchroomde ijzers er op vastgeschroefd. Met een omgekeerde schaats in mijn hand, volgt mijn vinger de zachte ronding van het glijvlak tot aan de ingeslepen tandjes vooraan. Geen kromming, geen braam te zien. Met zulke schaatsen moet het buiten overhangen geen probleem zijn. Het is een kwestie van niet bang zijn, geen angst om te vallen. Erop vertrouwen dat de ijzers niet onder me weg zullen glijden als ik opzij hel. Die nacht staan de schaatsen in de doos onder mijn bed en droom ik tot aan de morgen dat ik de kunst van het figuurrijden beheers. Ik voel hoe mijn lichaam één wordt met de schoenen en het ijs, terwijl ik afwisselend links en rechts overstap. Buiten over hang. Van links naar rechts over het ijs zwier. Wakker geworden sluip ik met mijn schaatsen in mijn handen naar buiten, naar de bevroren sloot gelegen achter wat we 'het grote bos' noemen. Uit het zicht van broers en zus voltrekt zich het wonder. Alsof ik me die nacht in bed heb ingeschaatst rijd ik mijn rondjes, hang buiten over zonder onderuit te gaan.

Met het verklaren van de hoeveelheid sneeuw die de afgelopen winter viel (41 dagen met sneeuwdek), keerden de weerdeskundigen steeds terug naar de winter van 1979 met 60 sneeuwdekdagen. Even voor het begrip: Een sneeuwdekdag is een dag waarop, gemeten om zeven of negentien uur, er een laag sneeuw ligt van minstens één cm. De winter van 1979 was echt koud, met sneeuwstormen die het openbare leven in het noorden van ons land voor meerdere dagen totaal ontwrichtte. Sinds 1901 een zevende plaats in de rangorde: koudste winters. 
De foto van mij met de zeer jonge kinderen van twee van mijn broers op de slee, is genomen in 1979 eveneens op de Nieuwe Vaart, maar nu richting dorpskern. Het zal op een zondag zijn geweest. Iedereen even terug naar het ouderlijk huis. Op bezoek bij oma, een sneeuwpop maken in haar tuin en daarna een sleetocht met Tante over het ijs.

Een paar jaar later ben ik zelf moeder. Met behulp van de koudegetallen van Hellmann heb ik mijn eerste tien kinderjaren vergeleken met die van mijn beide zoons en ontdekt dat mijn kinderjaren met een gemiddelde van 121 flink kouder waren dan van Aram en David met resp. 75 en 56 hellmannen.

De o zo belangrijke kinderfoto's in de sneeuw. Van Aram heb ik er nog wat kunnen maken: in de kinderwagen tijdens een korte periode ijs begin 1982. Als peuter op de kinderboerderij, eenden voeren in het wak van de bevroren vijver. Ik heb voor hem zelfs echte houten doorlopers gekocht. De winters van 1985 en 1986 waren flink koud en het zal deze laatste winter zijn geweest dat hij, hier vier jaar oud, zijn eerste schaatspogingen doet.De doorlopers zijn daarna niet meer uit de kast geweest. 


 

De prille jaren van David verliepen zonder ijs of sneeuw. Van hem niet één foto als baby of peuter in een witte wereld.
Reeds vijf jaar oud, tijdens een zomervakantie in de Franse Alpen, verwonderde hij zich voor het eerst over dit natuurverschijnsel. Opgewonden toont hij mij hier 'een voetstap' gevonden in de sneeuw. Het zou tot de winter van 1997 duren voor ik hem op schaatsen had staan.


 




IJspret op de grote plas langs het Hoogekampse Pad. Hier trekt David zijn eerste baantjes. Samen met de kinderen en leerkrachten van de Vrije School, die niet van plan zijn om dit zeldzame winterse gebeuren in een klaslokaal aan zich voor te laten gaan.
 

Met op de televisie de Olympische Winterspelen erbij, mogen we over de winter van 2010 niet klagen. We hebben kunnen genieten van ijs en van sneeuw. Hoe dat in de komende jaren zal zijn wacht ik maar rustig af. Eén ding is zeker: de kans dat ik op mijn oude dag naar Leeuwarden af moet reizen om mijn kinderen aan het einde van een Elfstedentocht met bloemen te verwelkomen, acht ik nihil. Voor mij geen Sven en Sven.

woensdag 24 februari 2010

Winters: nu & toen -3




We leven maart 2010 en daarmee is de kans dat er in deze winter nog een Elfstedentocht gereden zal worden uiterst klein. De 200 km lange schaatstocht is nog nooit in de maand maart gereden. Wel kwamen de rayonhoofden een keer in maart bijeen om de mogelijkheid van een tocht te overwegen. Dat was in de winter van 1955. Met een 35ste plaats op de rangorde 'koudste winters gemeten sinds 1901' geen bijzondere winter.
Toch zijn er een paar opmerkelijke feiten. Zo staat januari (1955) met 25 vorstdagen in de top tien van januari-maanden met de meeste vorstdagen. Werd op 1 maart in Groningen een serie van 18 ijsdagen afgesloten, die op op 12 februari was ingezet en waarmee een koude periode aanbrak die tot 22 maart zou duren. Daarnaast kende deze winter ook veel sneeuw. De Bilt telde alleen in februari al 18 dagen, waarvan 13 op een rij.
Deze kennis samen met de geschatte leeftijd van mijn jongste broer – bijna twee jaar – veronderstel ik dat het februari 1955 geweest moet zijn, dat wij deze sneeuwpop maakten. Een reden voor de buurvrouw om ons samen met moeder voor haar lens te nemen. Het moet ook de winter van 1955 geweest zijn dat wij nog heel lang de weg van en naar school al glijdend over het ijs aflegden. Zo herinner ik me nog goed dat ik op 10 maart (de verjaardag van mijn vriendinnetje) plots met één been tot aan mijn lies toe, door het ijs heen zakte.
Het besluit van de rayonhoofden om af te zien van een Elfstedentocht berust dus op goede gronden. Jammer want was het wel gelukt, dan zou het een evenaren geweest zijn van de winters '40,'41 en '42; drie winters aaneen met een Elfstedentocht.

Tijdens mijn leven volgde ik gedurende een jaar een cursus grafische technieken en in die tijd maakte ik een ets naar een oud fotootje van mijn geboortehuis. Jammer genoeg geen winters tafereel maar er is genoeg over te vertellen.
Het is zomer 1936 als mijn ouders met hun eerstgeboren zoon hier gaan wonen. Een vrijstaand (poppen) huis met flinke lap grond rondom. Vergeleken met het andere huis ligt het aan de zelfde vaart, maar wel helemaal aan de andere kant van het dorp. Mijn ouders blijven hier tot de zomer van 1947 wonen. Overleven hier de oorlog met een huis vol kleine kinderen en winters die zeer koud en streng zijn, zoals de winters van '39, '40, '42 en '47. Deze laatste winter was zo koud, dat mijn vader met de theemuts op zijn kale hoofd het echtelijk bed in stapte en mijn moeder bijna in een lachstuip bleef.
Achter het rechter raam in het huis bevindt zich een kleine woonkamer. De aanbouw links is de slaapkamer van mijn ouders. Daar gebeurde het; hadden ze elkaar lief. Gaf mijn moeder leven aan zes kinderen. Een beetje rekenen en de overlevering van het verhaal dat mijn moeder haar dochters altijd een paar weken over tijd droeg brengt mij naar de avond van dinsdag 31 december 1940. De noord-oosten wind jaagt natte sneeuw over het landschap en tegen het huis. Drie kinderen van vijf, drie en twee jaar oud slapen in hun bedjes op de zolder boven de woonkamer. Een baby van negen maanden brabbelt wat in zijn ledikantje naast het ouderlijk bed.
In de keurig opgeruimde woonkamer drinken mijn ouders koffie, eten van de zelfgebakken oliebollen terwijl de kachel leeg brandt. Moeder neemt een glaasje bessenjenever, vader rolt nog een sjaggie, de temperatuur daalt. Het zal die nacht -8 graden Celsius gaan vriezen. Tja en wat doe je dan? Dat heeft niets van doen met het Rijke Roomsche Leven en meneer pastoor is ook niet nodig.
In die koude winternacht pakte ik mijn kans en begon mijn leven als de nieuwjaarskus van mijn vader voor mijn moeder.

vervolg Winters: nu & toen (slot)

donderdag 4 februari 2010

Columns Jip



Ik heb toestemming van Baasje om een column op haar blog te plaatsen. Punt een omdat hij past in haar winter vertellingen en punt twee om iedereen er op te wijzen, dat veel van mijn columns - geschreven voor de wijkkrant 'Voordorp Vooruit' - te vinden zijn op haar blog; rechts onder het kopje Columns Jip. Dat wilde ik even kwijt en nu hier mijn laatste column: Jip ontmoet een sneeuwpop.


Ik kan jullie vertellen dat het met baasje weer helemaal top is. Uiteindelijk heeft ze helemaal geen lichttherapie nodig gehad. Geen ontbijt zittend voor een lamp met blauw licht. Gewoon 's morgens de gordijnen open trekken en het licht valt als een waterval naar binnen. Tjonge dit heb ik in mijn zesjarige bestaan niet eerder meegemaakt. Ik keek uit het raam en dacht dat heel Voordorp was ingepakt met witte watten. Dat Cristo een nieuw project gestart was. U weet wel, die kunstenmaker die hele gebouwen en landschappen heeft ingepakt. Onder andere de Rijksdag in Berlijn en een stuk van het Central Park in New York. Hij wilde dat de mensen er vreemd van zouden opkijken: met andere ogen hun omgeving zien. Nou dat is wat mij betreft helemaal gelukt Ik wist echt niet wat ik zag: ik kende mijn hele buurt niet meer terug. Op Ons Buiten zwaaide de Sneeuwkoningin uit het sprookje van Andersen de scepter. De tuinders waren gevlucht. Ik zag alleen gebogen bomen, ijzige planten en bevroren bloemen. Het was er zo stil dat ik de sneeuwvlokken, die naar beneden dwarrelden, kon horen vallen.

In de straten verschenen heel vreemde wezens. Achter onze flat bijvoorbeeld stond er een midden op de stoep. Ik schrok geweldig en blafte hard, maar baasje zei dat ik niet bang hoefde te zijn, dat het een sneeuwpop was. Ze nam me mee naar de heuvel en daar rolde een klein jongetje samen met zijn papa een witte bal door de sneeuw. En die bal werd steeds maar dikker. Gewoon een toverbal. Drie van die toverballen op elkaar en je hebt een sneeuwpop. Baasje heeft al veel winters meegemaakt en weet er alles van. Wil je hem helemaal afmaken dan moet je hem ogen geven van eierkolen, een winterpeen is zijn neus en zijn mond maak je van takjes of kleine kooltjes. De pop mag het niet koud krijgen en dus moet je hem je eigen sjaal om zijn nek binden. Met de bezem gaat hij 's nachts, als we slapen, de sneeuw van de stoep afvegen. Sneeuwpoppen zijn al heel oud. Januari 1511, Karel V was net tien jaar, viel er in de hofstad Brussel een enorme hoeveelheid sneeuw. De winter was een slechte tijd voor al de arme mensen en uit protest hebben ze op alle pleintjes en hoeken van straten sneeuwpoppen gemaakt. De stad stond helemaal vol.
Vanwege de opwarming van de aarde was baasje even bang, dat ze nooit meer sneeuw zou zien. Heel veel mensen zijn boos over die bangmakerij en bouwen nu als protest over de hele wereld sneeuwpoppen.Kijk zelf maar op het internet. Heel veel sneeuwpoppen met bordjes om hun nek met daarop de tekst: Al Gore, we are coming! Ze willen zich niet laten inpakken en arm worden voor iets waar ze niets aan kunnen doen!
Woef! Jip

woensdag 27 januari 2010

Winters: nu & toen -2



Ik vraag me af in welke winter deze foto van mijn ouderlijk huis gemaakt is?
Niet dat grote huis gebouwd aan de provinciale weg, maar dat scheefgezakte bouwsel onderaan de dijk. En was het wel een winter? Wat rond neuzelen op de site van het KNMI levert interessante gegevens op. Ik bijvoorbeeld, heb nooit geweten dat het woord 'Winter' een samentrekking is van Water en Wit? Winter voor mij is, samen met Jip sjokken door de sneeuw, maar ook herinneringen aan mijn kinderjaren in en rond dit oude huis. Aan opstaan als het hard vroor.

Vader heeft de asla geleegd, de kachel opgestookt en de warmte van het eerste vuur verspreidt zich langzaam door de woonkamer. Moeder steekt haar hoofd door het zolderluik en roept dat wij op moeten staan. ‘ Oh, nee hè!’ kreunen en mopperen wij. Niemand, ook mijn zus en ik, willen het warme holletje, dicht naast elkaar, verruilen voor de oversteek op het koude zeil naar de amper verwarmde kamer beneden in het huis. De nikkelen kop van de kachel aan het voeteneinde in ons bed, de avond te voren nog heerlijk warm, voelt nu vijandig aan.
Met moeite openen we onze ogen en kijken tegen een witte bontkraag aan. De haartjes van de wollen deken, waaronder we liggen, zijn door onze adem ruig gevroren. Boven op de deken ligt een laag stuifsneeuw, die de noordoostenwind ‘s nachts door de kieren van het dak heeft gejaagd.
In het bleke licht van de lamp boven de eettafel zoeken wij onze kleren, die in keurige stapeltjes op ons wachten. Moeder trekt de overgordijnen open, maar waar de dag ervoor nog een gewoon landschap was, is nu een muur van ijs. De sneeuwkoningin heeft met een dikke laag winterbloemen ons huis betoverd. Ik ren naar het raam, volg met mijn vinger voorzichtig de contouren van varens en blaas zachtjes tot er een kleine opening, groot genoeg om met een oog door te kijken, ontstaat. In het licht van de lantaarnpaal twintig meter verder op de weg, vallen dikke sneeuwvlokken geruisloos naar beneden.

Ik wist ook niet dat iedere winter een koudegetal ofwel Hellmanngetal – genoemd naar een Duitse meteoroloog – krijgt, waarmee je in één oogopslag kan zien hoe koud een bepaalde winter was. Misschien wat saai maar ik leg toch even uit hoe ze aan zo'n getal komen.
Van iedere dag die God geeft wordt de gemiddelde temperatuur over het hele etmaal bepaald en vastgelegd. Het koudegetal wordt verkregen door alle gemiddelde etmaal temperaturen beneden het vriespunt over de periode 1 november van het voorafgaande gaande jaar tot en met 31 maart van het volgende jaar bij elkaar op te tellen. Het minteken wordt weggelaten. Het koudegetal voor de winter 2010 beslaat dus de periode 1 november 2009 tot en met 31 maart 2010.

Als je de foto boven aanklikt en goed kijkt, zie je achter ons huis, achter al die schuurtjes die mijn vader aan het huis heeft geplakt en voor de grote kippenschuur van Bosch, een witte stacaravan.Mijn oudste broer was daar, vanwege de enorme woningnood, gehuisvest van mei 1960 tot mei 1965 en kreeg er samen met zijn vrouw drie dochters.
De foto kan dus heel goed gemaakt zijn in winter van 1963. De strengste winter sinds 1900 met een koudegetal van 345.9 en 80 sneeuwdagen.Maar het was ook een van de zonnigste winters.


Op de foto hieronder in startpositie mijn twee jongste broers. Ze schaatsen op de dichtgevroren polderslootjes tussen de weilanden achter ons huis. Op die slootjes hebben de meeste kinderen uit ons gezin leren schaatsen. Schaatsen was een serieuze zaak; iets dat bij je opvoeding hoorde.

Ik zit weer op de eettafel en wacht tot het mijn beurt is. Uit de houten zeepkist, die de hele zomer ergens op de zolder heeft gestaan, zoekt mijn vader een paar schaatsen op mijn maat. Een paar doorlopers of blokschaatsen. Zwierschaatsen zijn voor mij nog te moeilijk. Hij bindt ze onder mijn schoenen, zo stevig dat de stugge oranje banden mijn enkels bijna afknellen. Daarna worden mijn broertjes en ik, de een na de ander, op zijn rug naar de sloot achter ons huis gebracht. De beginners krijgen een keukenstoel mee om zich overeind te houden.
'En nu schaatsen!' Was min of meer het bevel tot het duister een excuus was om naar binnen te mogen. Soms huilend van de koude handen. Moeder wachtte je op. Pakte je handen stopte ze onder haar armen tot in haar oksels toe en hield ze daar totdat je je vingers weer een beetje kon bewegen.


Neemt niet weg dat het jongetje rechts tot tweemaal toe de elfstedentocht heeft uitgereden.

donderdag 21 januari 2010

Winters: nu & toen



Net wakker kijk ik door het raam, naar weer een witte wereld. In een paar uur tijd heeft mijn buurt haar grauwe kleed afgelegd en toont zich nu als een nog maagdelijke bruid. In mij ontwaakt het kind met al zijn energie. Een laag sneeuw werkt beter als prozac of een ontbijt voor een lamp met blauw licht. Kort daarna loop ik langs het bevroren water van de sloot, die de grens vormt met 'Ons Buiten'. Ooit een volkstuinencomplex ver buiten de stad. Nu ingelijfd de groene long van een vinex-wijk. Jip, naast mij, tilt iedere paar stappen zijn poot op. Een spoor van gele gaten achtervolgt ons in stilte. Het meest wonderlijke van een stadswijk in de sneeuw is de afwezigheid van geluid. In het sneeuwlandschap onderga ik de zwijgzaamheid van de dove.

Een wandeling met Jip 's morgens begint altijd met een kijkje op mijn tuin. Nu de grond steenkoud is, heeft tuinieren geen zin. Mijn planten wachten ijzig en in zichzelf gekeerd op zachtere temperaturen.
De foto hierboven, maakte ik eind december. Even dacht ik, dat ik op het landgoed Varykino uit de film 'Dr. Zjivago' terecht was gekomen. Door de halfbevroren ramen heen meende ik zelfs het silhouet van Omar Sharif te zien. Hij zat, in zijn rol van Yuri, aan mijn tafel en schreef gedichten voor Lara. Eenmaal binnen in mijn tuinhuis kwam ik tot de conclusie dat het de Sneeuwkoningin moest zijn geweest, die mijn kleine paradijs had omgetoverd in een sprookje van Andersen. Ik herkende haar toverkracht in de ijskristallen die op de ramen als exotische bloemen uiteen waaierden. Niet zo dik als in mijn jeugd, maar toch! Heel voorzichtig volgde ik met een vinger de contouren en reisde terug, door de tijd naar een oud scheef huis aan de rand van een klein dorp, waar ik ooit leefde samen met mijn vader, moeder, acht broertjes en zusje.


donderdag 14 januari 2010

Winterland

Iedere dag maak ik een flinke wandeling met Jip. Sinds de wereld om mij heen veranderd is in een spel van licht, frisse lucht en heldere inzichten is mijn winterdepressie gesmolten samen met de overtollige sneeuw.
Deze serie foto's maakte ik terwijl we wandelden over het Hoogekampse Pad even buiten de oostkant van de stad Utrecht. Vanuit mijn huis is dat ongeveer 20 minuten lopen. Fantastisch toch! Wonen in een stad en tegelijkertijd zo dicht bij de natuur!