vrijdag 29 mei 2015

Annie






'Annie' was de titel, die ik in mijn hoofd had voor de eerste uitdaging van de maand op ColumnX over mijn lagere school. Ik had haar graag weer eens ontmoet ook al was het slechts fictief op een reünie. Annie liep niet alleen samen met mij alle lagere schoolklassen door, maar ze was ook het vriendinnetje waar ik na school mee ging spelen. Ik meestal bij haar waar haar stiefmoeder, voorover gebogen achter de trapmachine kinderkleding naaide. Veel meer dan een bos zwart haar, dat eindigde in een dikke wrong in haar nek, herinner ik me niet van deze vrouw. Annie en ik zwierven samen door de polders, over de jaarlijkse kermis en - zo zie ik op oude foto's van weleer - bezochten we kennelijk ook twee jaar lang samen de dansschool van Evert Castelein in Leiden. Annie en ik zijn beiden in het zelfde jaar, in september met een verschil van vijf dagen geboren. Ik leerde haar kennen nadat mijn ouders in 1947 naar de andere kant van het dorp verhuisden. We waren zes jaar oud. Annie woonde een paar huizen verder op een kleine boerderij. Een verlegen meisje met stakerige witte benen. De schouders hoog opgetrokken. Lichte lieve ogen boven wangen met sproeten. Kort geknipt blond, bijna rossig haar dat strak naar achteren getrokken boven op haar hoofd in een kwik met strik was samengebonden.

Twee herinneringen zijn me altijd bij gebleven. De eerste dateert van een dag na de kermis. We liepen samen uit school naar huis, toen plots ons beider oog viel op een briefje van 2.50 gulden. Het lag tegen de de onderkant van een hek. We bukten tegelijkertijd en stonden even later tegenover elkaar met ieder een hoek van het biljet strakgetrokken tussen onze vingers.

Van wie was dit biljet? Wie had het, het eerste gezien? Wie was de nieuwe eigenaar? We kwamen er niet uit. Uiteindelijk heb ik mijn hoek eraf gescheurd en gezegd dat ze het mocht hebben. Dat het nu toch beschadigd was en niets meer waard.

Hoe ze zich afwendde. Met schokkende schouders zonder het geluid van huilen. Hoe haar handen de rest van het biljet in heel kleine snippertjes scheurden. Dat beeld heb ik nog steeds voor ogen.

Jaren later ontmoette ik haar nog één keer op de jaarlijkse kermis. Ze was heel jong getrouwd en heel vreselijk, een jong kind verloren. Het was een drukke weg, vlak voor haar huis opgerend en voor haar ogen onder een auto gekomen. Ik was vol mededogen en wilde met haar praten. Had ik immers ook niet heel vreselijk een jongere broer bij een auto-ongeluk verloren en mijn nichtje waar ik als kind mee speelde. Twaalf jaar waren we toen een dronken automobilist haar met zijn auto schepte.

Annie ik zie nog de blijdschap op haar gezicht bij de herkenning. De verandering. Het stille verdriet waarin ze zich terug trok op het moment dat ik de dood van haar kind benoemde. Met hoog opgetrokken schouders wendde ze zich van mij af. Ik heb haar daarna nooit meer gezien. Van een oudere zus hoorde ik later dat ze een nare jeugd achter de rug hadden. Dat de vrouw met het zwarte haar een boze stiefmoeder was geweest.

Annie, ik liep dagelijks met haar naar school. Speelde met haar. Ik zie haar zo weer voor me en besef tegelijkertijd dat ik haar amper kende.