zondag 24 februari 2013

Belichtingstijd: BOM-vrouwen (2)





Wel kinderen, geen man! Uiteindelijk heb ik alleen, uit onze groep, die keuze gemaakt. Christa bleek een traditioneel ongehuwde moeder te zijn die, na een avondje uit met veel drank, in het bed van een vriendje terecht was gekomen en zo in gezegende omstandigheden geraakt. Ze had daarna wel voor de zwangerschap en het kind gekozen en vond zichzelf een bewust ongehuwde moeder.

Alma, Vonne en Till wilden wel een kind, maar durfden niet voor kunstmatige inseminatie met sperma van een anonieme donor te kiezen. Oeverloze gesprekken voerden we over of dat nu wel of niet verantwoord was. Wat zouden ze straks tegen het kind moeten zeggen als het naar de vader vroeg? En wat wist je nu helemaal van zo’n man. Misschien was hij wel oerlelijk of leed hij aan een erfelijke ziekte. Het zou een crimineel kunnen zijn, een engerd en wat voor een kind kon je dan verwachten? Nee het mocht geen anonieme donor zijn, maar waar vond je de man die wel zijn zaad wilde doneren en verder niets? In hun vriendenkring kenden ze mannen waar ze wel een kind van wilden, maar die relaties waren nu net zo, dat die mannen niet iets speciaals met hen voor hadden. Een vrijage en dan stiekem de anticonceptie vergeten om van al het gedonder af te zijn ging deze meiden ook te ver, nee het moest een bekende donor zijn, een die achter de idee stond.
Goed beschouwd zochten ze naar een donor, waar ze afspraken mee konden maken. Een man die de verantwoordelijkheid wilde nemen door tegen hen te zeggen: ‘hier heb je een kind.’ Een man ook, die mee wilde zorgen door af en toe een weekend op te passen. Zo’n man waarmee je net zo goed zou kunnen trouwen. Ze waren naar de BOM-groep gekomen met vage verlangens naar een kind, maar stuitten op het persoonlijke verdriet dat ze geen goede relatie tot stand wisten te brengen: het gemis van een vaste vriend, de toekomstige vader van hun kinderen. Ik weet niet hoe het Alma en Vonne verder is vergaan. De BOM-groep was geen lang leven beschoren. Till - heb ik gehoord - heeft niet veel later in een depressieve bui zichzelf het leven ontnomen.
Mia, een moederlijke type en een letterlijk zwaargewicht, heeft wel pogingen ondernomen om via KID zwanger te worden, maar dat mislukte. Later heeft ze op een vakantie in Marokko een man ontmoet, die graag naar Nederland wilde komen. Het is mij niet bekend hoe lang het huwelijk stand heeft gehouden en of er kinderen uit zijn voortgekomen. Vreemd genoeg is Lidy de enige die ik nog regelmatig zie. Ze kreeg twee kinderen en trouwde uiteindelijk ook met de vader van haar kinderen. 





Als we samen kamperen ben ik al vijf maanden zwanger. Op een van de foto’s draag ik alleen een bikinibroekje. Trots toon ik mijn bolle buik en twee welpen van borsten. Zo groot en stevig als toen zijn ze nooit meer geweest. Weg zijn de erwten op een plankje, waar mijn broers me mee plaagden. Verdwenen zijn ook de scherpe lijnen in mijn jongensachtige gezicht. Na een moeilijke puberteit en opstandige jongelingsjaren is het de zwangerschap gelukt om van mij een vrouw te maken. Van de borstkanker is hier nog geen spoor te bekennen. Aram zal geboren worden en ik ga hem een jaar lang voeden.

De camping, zeer uitgestrekt met in verhouding weinig sanitaire voorzieningen, was niet echt comfortabel voor een zwangere vrouw die vaak moet plassen. De dichtstbijzijnde WC lag op tien minuten lopen. Even ver als het strand - op weer een andere foto - waarop ik ben afgebeeld met achter me een strak blauwe hemel. Mijn voeten zoeken verkoeling in de uitlopers van de branding. Ik maakte een wandeling met het dochtertje van Christa, dat achter me aan keutelde en naar schelpjes zocht. Eenmaal een schelpje in haar hand spoelde ze het zorgvuldig schoon in een plasje water waarna ze het bij haar verzameling in het emmertje deed. Ik stond telkens even stil om op haar te wachten en zag hoe - vlak achter me - mijn voetstappen zich vulden met water. Steeds heel even maar duldde de zee mijn aanwezigheid op het strand. Momenten waarin: zon, zand, zout, warmte, wind en water samenbalden met het naamloos  dolfijntje dat rond zwom in mijn buik.


woensdag 20 februari 2013

Belichtingstijd: Bom- vrouwen (1)



Cécile Jansen  foto Catrien Ariëns 1981
Op de volgende foto’s in Aram’s fotoboek ben ik aan het kamperen met de vrouwen van de BOM-groep. Een ontmoetingsgroep voor vrouwen die Bewust Ongehuwd Moeder wilden worden. Het fenomeen was in 1977 met een kleine advertentie in het Het Parool begonnen. Cécile Jansen roept vrouwen op, die net als zij ‘vanuit een bewuste keuze ongehuwd zwanger zijn of dat overwegen’ om contact met haar op te nemen. Het begrip bom-vrouw is geboren. 

Het verlangen van vrouwen om, onafhankelijk van mannen, kinderen te krijgen en op te voeden, heeft een naam gekregen en eenmaal over de lippen raast het als miltvuur door het land. Amper twee jaar later poseert Cécile, hoog zwanger van haar eerste kind, op de omslag van het boekje: Bewust Ongehuwd Moeder en worden er in de vrouwenhuizen open dagen rondom dit thema georganiseerd.



Ik kan me nog herinneren dat het op een zaterdag was ergens in de zomer van 1980. Mijn besluit om ongehuwd moeder te worden stond al vast en ik had me voor zo’n open dag in het Utrechtse vrouwenhuis opgegeven. De complete wanorde waarin de middag verliep is achteraf de belangrijkste indruk die bij mij is blijven hangen. Ik organiseerde zelf gezondheidsgroepen in een wijk en nam zitting in verschillende ondersteuningsgroepen. Ik zat zelfs in een groepje met vrouwen waarin we brainstormden over feministische hulpverlening en de autobiografie als uitgangspunt erkenden. Maar de propagandisten van het bewust ongehuwde moederschap sloegen alles waar het zorg, je verantwoordelijk voelen voor een ander of een beetje empathie betrof. De opstandigheid der vrouwen had zich in hen ver doorgezet, alsof ik bij een Dadaïstische beweging terecht was gekomen. Niemand die je verwelkomde. Je een kopje koffie aanbood. Je aan een ander voorstelde of je naar een plaats begeleidde. Integendeel het leek erop dat niemand jou verwachtte. Alsof er geen brieven met uitnodigingen waren verstuurd. 


Dag voor bewust ongehuwde moeder  foto  Catrien Ariëns 1981

Het duurde lang voordat de aanwezige vrouwen, verdeeld over twee groepen, in kringen bijeen zaten. Onwennig zat ik op het puntje van mijn stoel en keek rond naar de vragende, maar vooral onbekende vrouwengezichten. Een kleine vrouw die zich als Brechtje voorstelde ontpopte zich als een soort voorgangster. Ze droeg geen BH onder de lange beige hippie jurk zonder mouwen. Grote plukken haar staken links en rechts uit haar oksels. Ik zat ver van haar af en kon niet ruiken of ze die morgen deodorant had gebruikt. Vermoedelijk niet want ook dat was een taboe: was door het feminisme herleid tot een politiek issue, waarin de onderdrukking van vrouwen door mannen - in de industrie die ze hadden ontworpen - zich manifesteerde. Vrouwen wensten zich voor eens en altijd te ontdoen van het beeld dat de man van hen had geschapen en keerden terug naar een vormloos begin.

Brechtje overhandigde een lijst met namen van vrouwen die deel uit gingen maken van onze groep en vertelde dat, nu ze ons bij elkaar had gebracht, we het verder zelf maar uit moesten zoeken. Dat had zij ook moeten doen en ze wenste er verder geen energie in te steken. Zij ging weer verder met haar eigen proces.
Sommige vrouwen op de lijst zijn altijd een naam gebleven. Anderen kwamen nog één keer: Lidy bijvoorbeeld vertelde op de eerst volgende bijeenkomst dat ze, inmiddels 'dolverliefd' het met haar nieuwe vriend ging proberen. De procedure voor kunstmatige inseminatie donor (KID) die ze in gang had gezet werd voorlopig stop gezet. Al snel verwachtte ze haar eerste kind. Tenslotte bleven er zes vrouwen over. We kwamen wekelijks bij elkaar en praatten over de omstandigheden die nodig waren om een ongehuwde moeder te kunnen zijn. We dachten na over de problemen die we konden verwachten zoals betaalde arbeid, kinderopvang, huisvesting en zochten naar oplossingen.
Op een van de foto’s poseer ik met Mia, Alma, Vonne, Till en Christa met haar dochtertje Liza voor een bungalowtent. De camping lag op Schouwen-Duiveland. Zo verrast als ik was over dit Zeeuwse eiland: aan Zeeland denkend, zag ik in gedachten altijd donkere luchten, grauw opspattende golven, tolbruggen en vlak land waar men aardappels verbouwde. Nooit dacht ik aan blonde duinen of donkergroene naaldbossen.

naar deel 2

zaterdag 9 februari 2013

Belichtingstijd: Fotoalbum:



tribune harddraverij 1984


Nu, juist nu er bij mij kanker is geconstateerd, kan ik niet meer wachten. Ik moet de verzameling foto’s, die ik boven op de boekenkast in dozen bewaar, eindelijk in albums plakken. Mijn kinderen, Aram en David, mogen straks bij het leegruimen van mijn huis, niet hun hoofd breken over de identiteit van een afgebeeld persoon, meestal een kind, of raden naar de plek waar een foto is genomen en zich afvragen wanneer dat is geweest? Alleen ik kan voor hen de geschiedenis rangschikken. Zoals ik ook hun kinderjaren structureerde met slapen, spelen, een schone broek en een hapje eten precies op tijd. Mijn kinderen: mijn achilleshiel. 



David één jaar
In een flits heb ik hun rappe bewegingen stilgelegd. Kijk de foto’s van David, mijn jongste zoon, zijn de laatste die ik heb ingeplakt. Ik maakte ze op zijn eerste verjaardag. In zijn Dikkie Dik trui, die ik voor de gelegenheid heb gebreid, staat hij naast zijn buggy en zit hij in het rieten kinderstoeltje met pop Leentje. Op het balkon van onze flat, in het roze licht van de avondzon, heb ik hem geportretteerd. Soms trekt een lachje om zijn vochtige mond. Vaker kijkt hij, vanonder zijn gestileerde wenkbrauwen, ernstig naar mij en is geboeid door het fototoestel. Een briesje blaast plukjes van zijn blonde zijden haartjes recht de lucht in. 


Suikerspinnen

Drie volle fotoboeken heb ik van Aram, mijn oudste zoon. Als hij tweeëneenhalf is houdt het op. De laatste foto’s die ik van hem inplakte zijn genomen op de paardendagen in mijn geboortedorp: Aram met zonnepet op de tribune tussen neefjes en nichtjes bij de renbaan. Aram met suikerspin in de wandelwagen tussen de kermisattracties. Aram in een vliegtuigje. Aram huilend van vermoeidheid aan het einde van de dag in de nog krachtige armen van oma.



Aram in vliegtuigje
Opvallend vaak staan Aram en David alleen of samen op een foto afgebeeld. De argeloze kijker kan gemakkelijk de indruk krijgen dat het om twee verweesde kinderen gaat. Slechts af en toe, als we bij oma logeren, zitten ze bij haar op schoot of hebben ze de arm van een tante of oom om zich heengeslagen. 





Helemaal voor in Aram’s eerste boek heb ik wat foto’s van mezelf geplakt. Ik sta buiten op het balkon van mijn appartement. Op de achtergrond vaag het massief van de flat, die torenhoog en loodrecht naast onze flat is neergezet. Utrecht Overvecht. Veertigduizend mensen op en door elkaar gestapeld. Het is augustus 1981. Een paar jaar eerder ben ik er komen wonen. Ik kan me nog herinneren, dat ik bij het eerste gezicht aan de konijnenhokken van vader moest denken. Iedere woning zijn eigen ruif, maar voornamelijk was ik blij. Zeurende hospita’s of ineens je kamer uitgezet worden, behoorden tot het verleden. Eindelijk had ik een voordeur met een eigen drempel en al was het een huis met slechts één kamer, een keuken en douche met toilet, het was wel voor mij alleen. Binnen een maand stond op het balkon een door mezelf getimmerde plantenbak zo groot dat ik er languit in kon liggen.

‘Je moet een laag van minstens twintig centimeter aarde nemen, willen de planten goed wortel kunnen schieten,’ heeft vader me geleerd. Nog diezelfde zomer groeide er een variatie aan wilde bloemen op mijn balkon en nergens zag ik zonnebloemen warmer kleuren als tegen de grijze achtergrond van betonnen flatgebouwen.

zomer 1981
Vriendelijk zonlicht valt op mijn gestalte en handen, die uitgebloeide bloemen en dorre blaadjes in de planten zoeken. Mijn vriendin Julia heeft de foto’s van opzij genomen. Zwart-wit met een romantisch effect. Een dun laagje vaseline in de periferie van de lens vervaagt de scherpte naar de randen. In het centrum steekt mijn zwangere buik in een punt naar voren. Zelfs mijn uitpuilende navel is, dwars door het strakke tricothemd te zien. Beige was de kleur van het hemd, weet ik nog. Het is vast net als de meeste T-shirts als kwastendoek in mijn verfkist geëindigd.

Julia wilde perse de foto’s maken. Ze had er op gestaan. Met welk fototoestel, vraag ik me nu af? Was het haar camera of de oude spiegelreflexcamera, die na Aram’s geboorte al snel in de kast bleef liggen? Te groot, te zwaar om te vervoeren. Samen met een kind in een draagzak op mijn buik, mijn rugzak volgepropt met verschoningen. Daar kwam bij dat Aram, vijf maanden oud - nog voor ik het juiste diafragma of de scherpte in kon stellen - al uit het beeld verdwenen was. Van die tijd af maakte ik geen foto’s meer, maar schoot ik plaatjes met mijn kleine half automatische canon. Er zijn geen foto’s van Julia samen met mijn kinderen.

vrijdag 1 februari 2013

De stormvloed in 1953









Uit: Kala Kala

1953 is een rampjaar. In januari gaat moeder ‘s avonds vaak weg. Ze waakt bij opa. ‘s Morgens keert ze vermoeid weer terug: ‘nee, het is nog niet gebeurd.’ Op fluisterende toon praat ze met vader, met de buurvrouw en met de hulp. Kanker vreet aan opa’s maag. De man die als kleine jongen onderwijzer wilde worden, maar zijn hele leven als boerenknecht de kost voor vrouw en kinderen verdient, weet van geen wijken. Pas als zijn gezicht bijna in zijn grote ogen is verdronken, geeft hij het op.
Opa zal niemand meer verbazen met politieke debatten en met oudjaar zal hij niet om vijf minuten voor middernacht uit zijn stoel opstaan en zeggen: ‘kom, ik ga naar bed.’

Opa zal nooit meer slapen of wakker worden. Ook niet van de vreselijke storm begin februari. Ik word wel wakker. De wind huilt en jankt rond ons oude huis. Woedend rukt hij aan de kap van het dak boven mijn hoofd. De houten balken kreunen. Dakpannen rollen met kletterend geraas naar beneden de poort in. Plotseling staat mijn moeder in de deuropening. In de herrie heb ik haar niet naar boven horen komen. ‘Het is zwaar weer,’ zegt ze. ‘Doe wat warms aan en kom mee naar beneden.’
In de huiskamer is het kil. De kolen in de kachel zijn zo goed als opgebrand. Ik bibber in de dikke winterjas die ik over mijn nachtpon heb aangetrokken. Mijn broers en zus staren met witte gezichten slaperig voor zich uit. De jongste kinderen zijn in bed gelaten. Mijn oudste broer helpt net als vader buiten in de storm. Ze sjouwen met zandzakken om de dijken rond het dorp te versterken tegen het opzwiepende water.


Moeder wijdt het huis. Met een palmtakje en wijwater slaat ze kruisjes in de hoeken van ieder vertrek. Dan knielt ze neer op de harde kokosmat. Samen bidden we een rozenkrans van weesgegroetjes en roepen alle heiligen uit de hemel om ons te beschermen. Het begint al een beetje licht te worden als de storm eindelijk gaat liggen. 


De volgende dag horen we over de radio, dat de zee bij Scheveningen een groot gat in de duinen heeft geslagen. De polder waarin we wonen ligt vier meter beneden de zeespiegel. Op het nippertje zijn we aan de stormvloed ontsnapt. Weer later komen de kranten en weekbladen met beelden uit Zeeland:

                                             


ondergelopen huizen, verdronken koeien en paarden, kinderen met natte haartjes, die van droge kleren worden voorzien en mensen die met lege blikken voor zich uit zitten te staren.