Het was oktober 2010 dat ik vol goede moed de strijd aanging met de verrotting van mijn tuinhuis. U bent het misschien allang vergeten, maar ik liep een lange lange, eerst natte herfst en daarna witte, winter somber samen met Jip langs mijn tuin. Had niet eens zin om door het tuinhek naar binnen te gaan.
Mijn buurman rechts had in een moment van verstandsverbijstering alle plantage uit zijn tuin gerooid. Ook de wintergroene en twee meter hoge taxus heg tussen zijn en mijn tuin moest er aan geloven waarmee mijn schaduw terras en borders en het karakter van mijn tuin op één dag naar de knoppen ging. Het ophogen van zijn tuin met god mag weten hoeveel kub aarde en daarna de zondvloed waren er de oorzaak van dat het water geen andere weg zag dan zich over mijn tuinpad richting tuinhuis te begeven.
Gelukkig lag de nieuwe vloer nog op tafel.
Nu het voorjaar zich zo hartverwarmend gemeld heeft, ben ik weer aan de slag gegaan. Een depressie is waarschijnlijk niets meer dan ingehouden energie. Je handen in je zakken omdat je moet wachten totdat het grondwater genoeg gezakt is in plaats van dat je ze uit de mouwen kan steken.
Ik heb alle rotte stukken onder aan de palen gerestaureerd met hard hout en rotvulling. Het is echt kei en kei hard geworden. Gaten gedicht, de binnenwand helemaal in de bruinoleum gezet en gisteren er zelf een soort van cementen vloertje in gelegd.
Beton – 27 zakken van 20 kilo vanaf de gamma vervoeren – heb ik maar van afgezien.
Buiten in mijn tuin is het een feest.
De Azalea Mollis weer in bloei.
De blauwe regen die als een waterval uit de jeneverbes te voorschijn komt. De clematis en de sering , misschien mede door de kaalslag bij de buren voor het eerst in bloei is?