© Sagita |
De verse sneeuw knerpt zacht onder onze voeten. Af en toe stapt uit de schaduw van een boerderij een zwart silhouet dat zich geruisloos bij ons voegt. Met zijn warme knuistje in de holte van mijn hand loop ik met mijn zoontje op de provinciale weg die naar de dorpskern voert. Steeds even, bij het passeren van een lantaarnpaal, zie ik in het licht zijn slaperig bleek gezicht en het ijle ademwolkje dat in flarden langs zijn haren strijkt.
'Is 't nog ver Mamma?'
'Nog een kwartiertje, eerst komen we bij een bocht en dan wat verder bij een brug. Als we daar over zijn en er meer huizen staan, dan zijn we er bijna.'
Ik heb de stad, waar ik nu al weer vele jaren woon, voor een paar dagen achter me gelaten en ben teruggekeerd naar mijn geboortedorp. Hier staat de kerk waar ik als kind leerde geloven. Langs deze weg ben ik zo vaak gegaan. Samen met mijn ouders, mijn broertjes en mijn zusje. Zeven jaar, even oud als mijn zoontje nu, mocht ik voor het eerst mee naar de nachtmis.
'Is 't nog ver Mamma?'
'Nog een kwartiertje, eerst komen we bij een bocht en dan wat verder bij een brug. Als we daar over zijn en er meer huizen staan, dan zijn we er bijna.'
Ik heb de stad, waar ik nu al weer vele jaren woon, voor een paar dagen achter me gelaten en ben teruggekeerd naar mijn geboortedorp. Hier staat de kerk waar ik als kind leerde geloven. Langs deze weg ben ik zo vaak gegaan. Samen met mijn ouders, mijn broertjes en mijn zusje. Zeven jaar, even oud als mijn zoontje nu, mocht ik voor het eerst mee naar de nachtmis.
Drie uur in de morgen stommelt moeder de trap op en gaat van bed naar bed: 'Wakker worden, hier zijn je kleren,' haalt ze ons midden uit onze slaap. Mijn ogen nog half dicht, kleed ik me aan. Het hele huis ruikt naar het krentenbrood, dat vader zelf heeft gebakken. Beneden in de kamer wacht de tafel, gedekt met moeders mooiste servies en allerlei lekkers; witte puntjes, boterschaapjes, gestampte muisjes en zelfs een schaaltje jam, op onze terugkomst. Mijn ouders hebben, terwijl wij sliepen, het hele huis versierd. Boven de deuren geuren verse takken hulst met rode besjes. De kerststal is van zolder gehaald en uitgestald op het dressoir. Maria en Jozef liggen geknield achter een lege kribbe te wachten op hun kind en van verre, helemaal op de hoek van het dressoir, staan de drie koningen met in hun handen de geschenken; wierook, mirre en goud. Ik pak van mijn bord de zakdoek met daarop vijf centen en stop ze in mijn jaszak. Eenmaal buiten, op weg naar de kerk, zoek ik de heldere hemel af: Waar is de ster die mij de weg zal wijzen? En ik spits mijn oren: Hoor ik niet heel in de verte engelen zingen? Of zijn het de klanken van hun hemelse cymbalen?
In de kerk aangekomen zie ik als eerst, vlak voor het altaar, de grote adventskrans hangen met vier aangestoken kaarsen. 'Er is een roos ontsprongen, in 't midden van de nacht,' speelt de organist als ik aan de hand van moeder over het rood betegelde middenpad naar voren loop. Even later sta ik met haar voor het Sint Jozef altaar. Hoeveel generaties dorpsgenoten voor mij, hebben hier de oude kerststal bewonderd? Ik kijk mijn ogen uit naar de jonge herder met zijn fluit. Op zijn schouders draagt hij een mollig lammetje. De stokoude herder met zijn staf. De schapen, een hond, os, ezel. Mijn mond valt open bij het zien van de engel, helemaal vooraan. De engel knielt op één knie in zijn hemelsblauw kleed dat in plooien om hem heen valt. Uit de zachte ronding van zijn schouderbladen ontspruiten twee dichtgevouwen vleugels die reiken tot aan de grond. In zijn handen draagt hij een offerblok met een gleuf. Daarin mogen wij, om beurten, een muntje werpen. Nadat mijn cent gevallen is kijk ik in spanning naar het hoofd van de engel. Naar het serene gelaat, omlijst met blonde krullen, met in het midden de volle mond. Zou hij het ook voor mij doen? Gelukkig! Sierlijk buigt de engel zijn hoofd naar beneden en fluistert de in goud gedrukte woorden: 'Deo Gratias.'
Twintig jaar later, het is weer kerstnacht, loop ik samen met mijn vriend in het donker op de provinciale weg die naar de kerk voert. Ik huiver, ben nauwelijks de schok te boven. Op deze weg, vlak voor de bocht, is mijn broer Jaap bij een auto-ongeval betrokken geraakt. Zijn laatste adem sloeg in fijne druppeltjes neer op het glas van een bril, die een hulpvaardige voorbijganger voor zijn mond heeft gehouden.
Ik kijk weer om me heen. Er ligt geen sneeuw, maar de nacht is helder. Ik zoek niet naar de ster, die mij de weg kan wijzen. Luister niet of ik muziek kan horen van cymbalen. Het is meer uit gewoonte dat ik mijn blik laat dwalen langs de hemel boven mij als ik , plotseling hoog in de lucht, een engel zie overvliegen. Hij wiekt met grote slagen door de ruimte. Zijn wit gewaad hangt naar beneden af en laat zijn blote voeten vrij. Hij draait zijn hoofd in mijn richting, wuift en lacht naar mij. Dan herken ik hem. Jaap vliegt daar hoog tegen het donker van de hemel en tussen de sterren boven mijn hoofd met een brede grijns.
'Maak je over mij geen zorgen,' antwoordde hij steevast, als mijn ouders zijn toekomst ter sprake brachten.
Ik kijk weer om me heen. Er ligt geen sneeuw, maar de nacht is helder. Ik zoek niet naar de ster, die mij de weg kan wijzen. Luister niet of ik muziek kan horen van cymbalen. Het is meer uit gewoonte dat ik mijn blik laat dwalen langs de hemel boven mij als ik , plotseling hoog in de lucht, een engel zie overvliegen. Hij wiekt met grote slagen door de ruimte. Zijn wit gewaad hangt naar beneden af en laat zijn blote voeten vrij. Hij draait zijn hoofd in mijn richting, wuift en lacht naar mij. Dan herken ik hem. Jaap vliegt daar hoog tegen het donker van de hemel en tussen de sterren boven mijn hoofd met een brede grijns.
'Maak je over mij geen zorgen,' antwoordde hij steevast, als mijn ouders zijn toekomst ter sprake brachten.
'Kijk, daar komen de huizen al!' Zeg ik tegen mijn zoontje. We zijn voorbij de bocht en over de brug. De kerkklokken luiden feestelijk als ik even later met hem de kerk inloop. Ik neem hem aan mijn hand, loop over het middenpad naar voren en zie in de adventskrans alle vier de kaarsen branden. De zachte klanken van het orgel klimmen langs de muren omhoog. Aan het einde sla ik rechtsaf naar het Sint Jozef altaar. Strak gespannen kijk ik naar mijn kind als we de kerststal naderen. Naar zijn sereen gezicht. In zijn hand houdt hij een muntje.
Ik ben er stil van.
BeantwoordenVerwijderenAch, wat mooi.
BeantwoordenVerwijderenHeel erg mooi.
BeantwoordenVerwijderenZo mooi....tot tranen geroerd. Prachtig, vrouwe Sagita... Warme kerst gewenst!
BeantwoordenVerwijderenIs Kerstmis net zoiets als Sinterklaas? Is het alleen een mooi verhaal waar we als kind in geloofden en gunnen we ons kind die mooie illusie ook, of is Kerst meer? Waarom zou je je kind meenemen naar de kerk als je zelf niet meer gelovig bent? Of staan Sinterklaas en Kerst voor een geheim dat kinderen nog begrijpen kunnen maar dat aan volwassenen niet meer besteed is?
BeantwoordenVerwijderenAdriaan je stelt heel indringende vragen. Ik vond het heel moeilijk om mijn kinderen op te voeden in het geloof terwijl ik bij veel zaken vraagtekens plaatste.
BeantwoordenVerwijderenHerman Finkers beweerde van de week ergens in een programma op de TV dat hij vond dat je kinderen iets mee moest geven. Dat ze daarna zelf het recht hadden om daar van af te wijken. Dat ze niets mee geven geen optie is! Ik denk dat ik het daar mee eens ben hoewel ik dat zelf, zoals mijn hele generatie, dat niet zo goed heb uitgewerkt.
Kerstfeest is voor mij meer dan het Sint Nicolaasfeest hoewel dat wel een uitwerking is van het Christelijk geloof.
Het allermooiste van ouder (vader/moeder) zijn is dat je ook weer kind mag zijn. Alle geheimen uit je kindertijd nog een keer mag mee beleven.
En voor iedereen die hier een bezoek brengt mooie kerstdagen!
BeantwoordenVerwijderenPling pling...plong...
BeantwoordenVerwijderenZalig kerstfeest, Sagita. De mens blijft hoe dan ook toch in het duister tasten, volgens mij hoor. Je weet t niet, je voelt wat, en doet wat. Naar vermogen. Die laatste zin van Adriaan (dat kinderen het geheim nog kunnen begrijpen) spreekt mij aan.
... en het is een lief en dierbaar stukje wat je hier hebt geschreven (dat vergat ik nog te vermelden)
BeantwoordenVerwijderenDie eerste alinea...is meesterlijk. Fijne kerst lieverd!
BeantwoordenVerwijderenDag Sagita,
BeantwoordenVerwijderenEen heel ontroerend verhaal. Ik ben niet zo gelovig als jij, maar onderstaand vers van een Grieks dichter zegt ook iets overmezelf :
"Zoals dennen
de vorm van de wind bewaren
hoewel de wind weg is,
niet hier is,
zo bewaren de woorden de
vorm van een mens
ook als de mens weg is,
niet hier is.
Yorgos Seferis."
Een vredevol nieuw jaar voor jou en je familie.
Walter (Nimeus)
Dank voor alle wensen en mooie reacties! Nimeus wat een prachtig vers. Ik zal het bewaren!
BeantwoordenVerwijderenGoed gevoel, heel herkenbaar. Ik ken de engel bij de stal persoonlijk. X. Beer
BeantwoordenVerwijderenDe lampen zijn al uit en het is bijna 12 uur. Op de valreep van de kerstdagen dus nog deze prachtige afsluiting.
BeantwoordenVerwijderenIk wist dat je mooi kon schrijven en dat deed je weer.
Je hebt vast mooie kerstdagen gehad, evenals ik.
Ik wens je een heel goed uiteinde en een gelukkig nieuwjaar.
Dag Sagita.
welterusten.
:-)
Leuk Beer! Dank Elly , vermoedelijk slaap je nu al maar die wensen zijn wederzijds!
BeantwoordenVerwijderenSagita dit verhaal is staat nu bij mijn Engelenlabel.
BeantwoordenVerwijderenKijk maar eens of je het zo goed vindt.
Sagita,een prachtig kerstverhaal
BeantwoordenVerwijderenhet eerste stukje gelezen bij Novelle.
Via Novie hier aangeland,prachtig ontroerend verhaal.Ga even verder kijken bij je.
BeantwoordenVerwijderenChristiene en Dieneke hartelijk welkom, dank voor het compliment!
BeantwoordenVerwijderen