woensdag 4 april 2012

HET BEZOEK slot



Buiten begin het te dagen. Het tabletje doet zijn werk en de oude vrouw haalt iets ruimer adem; tevreden ligt ze in het bed, haar ogen gesloten. Ze voelt geen druk van het half­donzen dekbed. Mieke heeft het onlangs ge­kocht. Dekens zijn te zwaar, ze zakken weg naar de grond en zij, Mijntje is on­machtig om ze op te pakken.

Ze droomt weg, beklimt de steile trap naar de zolder van het oude huis en haalt de dekens van de bedden waarin haar kinderen twee aan twee slapen. Met haar armen vol gaat ze naar bene­den; haar voeten kennen iedere tree. Door de openstaande buitendeur stroomt de voor­jaarslucht fris naar binnen. Ieder jaar hangt ze alle dekens over de was­lijnen te luch­ten. Een kleu­rig schouw­spel; twee lange rijen dekens waar haar kinderen opgewonden verstopper­tje in spelen.
 

'Lekker licht hè moeder,' heeft Mieke tegen haar ge­zegd.
 'Ja, hoor lekker licht,' mompelt de oude vrouw. Ze voelt geen gewicht en ook geen pijn in haar kapotte arm.
Ze opent haar ogen en kijkt verliefd naar Aart in haar stoel. Ze heeft hem zo gemist die lange laatste jaren. Het was in de crisistijd dat ze met hem ging verke­ren. Op de kermis leerde ze hem kennen. 's Avonds na het fees­ten had hij haar naar huis gebracht.
 Aart met zijn olijk bruine ogen en brede lach. Smoor­ver­liefd was ze geweest. Daar had de pastoor niets aan kunnen veran­de­ren: 'Maak het uit Mijntje,' had hij tegen haar gezegd. 'Die jongen heeft geen werk; van een mooi bord kun je niet eten.'

'Aart!' zegt ze moeilijk; haar droge lip­pen plakken aan elkaar. 'Wat is 't Mijntje?'
 'Ik heb er geen spijt van dat ik met jou ben gegaan.'
 'Ik ook niet Mijntje, je bent een goed wijf voor mij geweest. Altijd het eerste uit bed. In de winter de kachel opporren. Theezetten. En als ik vroeg in de ochtend, voor mijn werk een snee­tje brood at, zat jij al met je voeten op de stoof, je nachtpon open geknoopt een kleintje te voeden. Daar heb ik altijd graag naar gekeken, weet je: Jij met zo'n hum­meltje op schoot. Het was nog stil in huis, de rest van de kinderen lag boven te slapen. Je hoorde alleen het klok­kende geluid van het kindje dat zijn melk nam.'

Ze voelt weer hoe het kind zuigt aan haar borst; een aange­naam trekken dat eindigt ergens diep onder in haar buik, en de kleine vingertjes die kriebelen op haar vel. De herin­ne­ring doet haar glimlachen.

'Dan heb je lang kunnen genieten, Aart! We hebben samen veel kinde­ren gekregen.'
 'Dat moest van Meneer pas­toor.' Zijn stem klinkt veron­gelijkt.
 'Ja zeker, Aart, dat maak jij jezelf wijs. Maar Aart, je was er zelf toch ook niet vies van?'
 'Nee Mijntje, je bent een lekkere meid met een hete kont en ik heb graag met je gevrijd.'
 'Gek, die je bent!' Ze lacht zodat haar droge lippen pijn doen.

Het praten vermoeit haar. Ze doet haar ogen toe en blijft stil liggen. Haar grijze krullen in een krans om haar hoofd, haar huid ziet wit als was en scherp tekenden de lijnen haar gezicht.

Ja, Aart heeft haar veel kinderen gegeven. Tien heeft ze er grootge­bracht; acht jongens en twee meis­jes. Ze heeft het graag gedaan. Vooral toen ze klein waren heeft ze veel plezier aan ze be­leefd. Uitein­delijk zijn ze alle­maal goed te­rechtgekomen. Ze kunnen goed leren; hersens hebben ze, die kinderen van haar. Iedere zondag gaf ze hen, van het weinige geld dat ze besteedde, een dub­beltje voor de bibli­otheek. Wijsneuzen zijn het gewor­den. Eigenwijs soms zelfs, die het beter willen weten dan Aart en zij. Dat ze bijna niet meer naar de kerk gaan, daar heeft ze het moeilijk mee gehad, maar dat is de nieuwe tijd, daar kan je niets tegen doen.

Mijmerend trekt de oude vrouw haar ge­schiedenis, terwijl haar ogen diep en donker wegzakken in hun kassen en de druk op haar borst almaar zwaar­der wordt. Zo'n pijn heeft ze niet meer gevoeld sinds Jaap.

Het zwarte paard en de koets waarmee de tweelingen naar de kerk zijn gebracht zetten zich langzaam in beweging rich­ting ziekenhuis.
 'Eigenlijk weinig aan te zien, hè! Dat ziet er soms heel anders uit.' De stem van de broeder die de lorrie uit de koelcel rijdt klinkt ver weg.
 Ze bevindt zich samen met Aart in het halfduister van het mortuari­um. Ze houden elkaar vast. Aan hun voeten ligt, heel wit en stil hun zoon Jaap. Haarpieken plakken vochtig op zijn voorhoofd. Onhandig zijn de sporen bloed gewist. In een reflex duikt ze naar bene­den. Ze wil hem oppakken. In haar armen nemen en troosten. Hem weghalen uit die ijzige omgeving. Een hand houdt haar tegen. Ze mag hem niet aanra­ken, niet beroe­ren: 'Het lijk is in beslag genomen. Ze moeten nog obductie doen. Dat begrijpt ze toch wel? '
 Bevreemd luis­tert ze naar wat de broeder in zijn vak allemaal is tegenge­ko­men. Jaap laat ze achter. Zonder ver­zet. Ze is een verstandige vrouw.
 Aart heeft het niet kunnen verwerken; in één dag tijd was hij een oude man. 'Je kunt er beter tien krijgen dan één ver­lie­zen,' hebben ze tegen elkaar gezegd.

 'Aart!' Ze houdt haar ogen gesloten.
 'Ja, Mijntje?'
 'We hebben wel hard moeten werken en ons deel gehad.'
 'Ja, het was een geluk dat jij zulke flinke handen aan je lijf had en altijd zo'n opgeruimd wijf, anders had het er slecht met ons voorgestaan.'
 'Jij hebt je ook ziek gewerkt in het vuil van de fa­briek Aart, en moet je mij zien; ik kan niets meer. Mijn arm is gebroken en alle kracht is weg uit mijn handen.'
 'Mijntje, meid kom, ik neem je in mijn armen. We gaan.'

Verbaasd staart Mijntje in het wit van het plafond.
Buiten is de nieuwe dag begonnen.

12 opmerkingen:

  1. af en toe prachtig. want dan weer zo soepel vanzelfsprekend. soms las ik hapenender, bv als Aart zit in HAAR stoel ( daarbij moest ik me eerst de vorige aflevering in gedachten halen).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. En zij rusten in vrede.
    Weer ontzettend mooi geschreven.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ontroerend en mooi, en bijzonder om je even te kunnen verplaatsen in deze mensen, en die tijd. Je beseft: dit is voorbij.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Bij het slot moest ik denken aan het begin van het Deutsches Requiem van Brahms. ''Selig sind die da Leid tragen..'' etc.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Mooi! Misschien gek om te zeggen, maar ik ben dol op Requiems!

      Verwijderen
  5. wat prachtig geschreven Sagita!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Dank dank dank! Ik beschouw het als een eerbewijs aan mijn dappere ouders.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Ontroerend geheel.
    Ze wil hem oppakken. In haar armen nemen en troosten Ik zag een Pieta.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Zo ontroerend mooi geschreven. Het hele verhaal ontrolt zich voor mijn ogen.
    Een ode aan je jeugd en ouders. Evenals Kala kala trouwens.

    BeantwoordenVerwijderen