vrijdag 3 mei 2013

Belichtingstijd: Julia



Foto’s. Ansichtkaarten. Herinneringen. Ze horen bij een bepaalde tijd: je was al weg uit huis of woonde nog bij je ouders, maar wel in de periode dat je grote broer al naar Brazilië was vertrokken. Je was nog een klein kind, of juist een moeilijke puber. Kennelijk trekken sommige megagebeurtenissen een grens in je geheugen, waardoor je persoonlijke geschiedenis in stukken uiteen valt. Er zijn gebeurtenissen in mijn leven, die niet alleen belangrijke historische momenten markeren maar, die van mij een ander mens maakten. Zo is de Jana  van: toen leefde Jaap nog,  iemand anders dan de Jana van: toen was Jaap al dood, en de Jana van: nog voor de kinderen, is iemand anders dan de Jana van: toen waren de kinderen er.

Julia leerde ik kennen op het Goois Avondlyceum in Hilversum, toen Jaap al dood was, maar het was nog voor de kinderen. Aan het begin van het voorlaatste schooljaar zat ze plotseling in de klas. Ze trok direct mijn aandacht. Groot. Uitspringende jukbeenderen. Ogen als kastanjes, die rijp van de boom gevallen, net uit hun omhulsel waren geplukt. Schichtig keek ze om zich heen. Zwart haar danste rond op haar schouders. Haar mond was als een hart van vlees dat klopte, terwijl ze praatte. Mooie Julia! Intelligente Julia! Ze las: Dylan Thomas, Henry Miller, Anais Nin met als tussendoortje Agatha Christie's en alles in het Engels. We werden vriendinnen; zaten in onze kamers met wat kussens op de grond, dronken kleine slokjes cointreau uit platte glaasjes en vertelden elkaar over ons ouderlijk nest.

De  moeder van Julia was een gerenommeerd schrijfster en  lid van De Pen, die, eenmaal bezig aan een boek, zich door niets of niemand liet storen. Julia herinnerde zich haar vooral als mammie die in een stoel met een schriftje op haar schoot geconcentreerd zat te schrijven. Het huis om haar heen verkeerde in grote wanorde en Julia, wijs geworden door de bevreemde blikken van vriendjes en vriendinnetjes, had geen speelkameraadjes meer mee naar huis durven nemen.

Haar twee jaar oudere zusje Titia zal zestien of zeventien jaar geweest zijn, toen ze het op een dag vertikte om uit haar bed te komen. Geduldig afwachten, vriendelijk vragen, boos worden, niets had geholpen. Titia trok het laken over haar hoofd en keerde haar ouders en de hele samenleving de rug toe. De spanningen in het gezin liepen hoog op. Artsen, psychologen en pedagogen werden geraadpleegd. Ten slotte waren ze bij de psychiater Jan Foudraine terechtgekomen, die in 1971 grote bekendheid zou krijgen met zijn boek Wie is van hout… Titia verbleef een jaar lang in zijn kliniek en Foudraine kreeg haar in letterlijke en figuurlijke zin weer aan de praat.
Julia had erg onder die situatie geleden. Behalve dat er nog minder aandacht voor haar persoon was geweest, verweet haar moeder haar, dat ze mede oorzaak was van het instorten van haar zusje. Zo zou Julia vanaf haar geboorte een zeer dominant kind geweest zijn, dat alle aandacht in het gezin voor zich alleen opeiste en haar zusje voortdurend had overvleugeld.

Op het moment dat ik Julia leerde kennen, was het huwelijk van haar ouders al gestrand. Pappie woonde samen met Tante Hetty en haar drie dochters. Julia had een hekel aan ze: Tante Hetty was een ijskonijn, waarvan ze de onzijdigheid benadrukte door over haar te spreken als het Hetty. De dochters aanstellers. Haar vader bezocht ze af en toe op zijn werk in het Stedelijk Museum. Op een keer nodigde ze me uit om mee te gaan. Julia leek op haar vader. Een grote slanke man van begin vijftig met een gevoelige mond en, zo constateerde ik, de neus met het plateautje waar ze zo’n hekel aan had, was een genetische erfenis van hem. Niet lang daarna werd hij getroffen door een hartinfarct. Tante Hetty vond hem ’s morgens in de tuin. Hij lag voorover met zijn gezicht in de vijver. Julia deelde het onbewogen aan mij mee alsof haar vader niet die morgen, maar al lang geleden gestorven was.

De enige keer dat ze haar vader daarna ter sprake bracht was in een brief. Ze schreef: vandaag is mijn vader jarig. Ik denk aan hem met gemengde gevoelens. Want juist op zijn verjaardag wilde ik naar hem toe, aardig voor hem zijn. Dat kon ik de laatste jaren niet. Ik deed niets. Schreef hem niet omdat ik dan aan het Hetty en hem schreef, kwam niet, omdat ik dan bij het Hetty op bezoek moest.

2 opmerkingen: